Informatie over de gezongen muziekstukken:
Edward C. Bairstow – Let all mortal flesh keep silence
Bairstow werd geboren in het Engelse Huddersfield in 1874. Zijn composities zijn hoofdzakelijk bedoeld voor kerkelijk gebruik. Hij schreef 29 anthems, variërend van grote werken voor koor en orgel tot elegante miniaturen. Van zijn anthems is misschien wel de meest bekende het Let all mortal flesh keep silence. Het werd in 1952 gepubliceerd.
Het anthem bereikt zijn mysterieuze effect aan het begin door tenor- en baspartijen in octaven te gebruiken, gevolgd door hogere stemmen alleen bij de woorden “and lift itself above all earthly thought” (en verheft zich boven alle aardse gedachten).
Deze hoge textuur keert terug als de woorden “The Cherubim with many eyes” (de Cherubim met veel ogen) klinken met daaronder een ostinato-figuur met gebroken drieklanken in de baspartij. Met de laatste dramatische Alleluias wordt het openingsmateriaal herhaald met een donkere koorbegeleiding.
De tekst komt uit Habbakuk 2:20 en roept vooral op om op aarde te zwijgen voor Zijn aangezicht maar op te zien naar de Heer in Zijn heiligen tempel.
Johann Sebastian Bach – Psalm 51
Bachs motet psalm 51, oftewel Tilge, Höchster, meine Sünden (BWV 1083) wordt maar zelden uitgevoerd. De reden hiervan is dat dit werk een regelrechte ‘parodie’ is van het Stabat Mater van Pergolesi. Dat wil zeggen, Bach heeft op deze wereldberoemde compositie een andere tekst geplaatst en slechts hier en daar kleine muzikale wijzigingen doorgevoerd. Om deze reden heeft het werk van Bach toch een BWV-nummer gekregen. Bachs motet klinkt echter zo goed als hetzelfde Stabat Mater. Waarom of wanneer Bach dat heeft gedaan, daar is nauwelijks iets over bekend. Vanuit de gedachte ‘ere wie ere toekomt’ willen we Pergolesi hier niet onvermeld laten:
Giovanni Battista Pergolesi werd op 4 januari 1710 (vervangen door 1710-1736) geboren in het Italiaanse Jesi. Naast functies als organist en violist legde hij zich toe op het componeren van de zogenaamde ´opera buffa´ (de komische opera). Heel erg succesvol was hij hier niet mee. Daarbij werd hij geconfronteerd met tuberculose, in die tijd nog een ongeneeslijke ziekte. Het waren redenen waarom hij zich terugtrok uit het openbare muziekleven en zich ging richten op het componeren van religieuze muziek. Zijn meest bekende werk werd zijn Stabat Mater wat hij in opdracht van de kerk in Napels schreef. Pergolesi heeft het werk binnen een langer tijdsbestek geschreven. Het verhaal gaat dat hij het slotkoor uiteindelijk op zijn sterfbed heeft gecomponeerd. Pergolesi stierf op zesentwintigjarige leeftijd en stond eigenlijk nog maar aan het begin van zijn carrière.
Toen Bach zesentwintig jaar was (in 1711) had hij een vergelijkbare baan als Pergolesi in Napels. Van 1708 tot 1717 was Bach organist en kamermusicus (violist) aan het hof in Weimar, en ook hij componeerde zowel religieuze als wereldlijke muziek. Zeker in de eerste jaren van zijn verblijf in Weimar was Bach bijzonder geïnteresseerd in het werk van Italiaanse componisten. Als autodidact bestudeerde hij hun composities en mede op die manier ontwikkelde hij zichzelf als componist. Zo bewerkte hij muziek van Vivaldi en Corelli voor orgel. Pergolesi lag in die tijd nog in de luiers. (Opm. Dit komt later terug)
‘Stabat Mater’ is de titel van een beroemd middeleeuws gedicht uit de dertiende eeuw. Wie de auteur ervan is valt niet met zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk een Franciscaner monnik. Onderwerp van de hymne is Maria, de moeder van Jezus die weent onder het kruis waar haar zoon aan is terecht gesteld. De tekst roept op om samen met haar te wenen. Daarbij is het een gebed tot Maria om deelgenoot te mogen worden in het heil wat met Jezus’ sterven wordt voltrokken.
Het Stabat Mater is door vele componisten op muziek gezet, maar Pergolesi’s bewerking is in de geschiedenis volgens velen de mooiste compositie van het Stabat Mater. Het is één van de iconen van de religieuze muziek geworden. Twee zangstemmen: een sopraan en een alt en een kleine instrumentele bezetting van violen, cello en continuo, worden ingezet in deze tijdloze compositie van grote schoonheid. Emoties van rouw en verdriet worden ingetogen gekleurd met melodielijnen die een serene rust bewerkstelligen. Afwisselend en dan weer gezamenlijk zingen de sopraan en de alt in twaalf delen het muzikale gedicht.
Bach moet onder de indruk zijn geweest toen hij het werk rond 1740 onder ogen kreeg.
Met name in zijn latere jaren richtte hij zijn aandacht op de nieuwe muziek uit Italië: de Galante stijl. Dat hield in: minder gebruik maken van polyfonie en contrapunt, maar daarvoor in de plaats meer zelfstandige melodielijnen met veel plaats voor expressie en emotie. Deze kenmerken van de Galante stijl zijn ook prominent aanwezig in het Stabat Mater.
Al vaker had Bach werk van Italiaanse componisten bewerkt, maar nog nooit een vocaal, religieus werk. Vanwege de Katholieke inhoud was dit ook lastig, want deze werken konden in de Lutherse kerken van Leipzig moeilijk uitgevoerd worden. En zeker niet een gebed tot de Heilige Maria. Als Bach dus iets met het werk van Pergolesi zou willen doen, dan zou er een andere tekst op moeten. Bach heeft ervoor gekozen om de tekst ‘Tilge, Höchster, meine Sünden’ op Pergolesi’s Stabat Mater te plaatsen. Feitelijk liet hij verder de hele muzikale compositie zo goed als intact. Alleen voegde hij een partij voor de altviool toe waardoor de harmonie van het werk wordt versterkt.
Bach gaf zijn bewerking van het Stabat Mater de volgende Italiaanse titel: Psalm 51. Motetto a due Voce, tre stromenti e Continuo (Motet voor twee stemmen, drie instrumenten en Continuo). Opmerkelijk: hij noemt niet de naam van de componist nog de titel van het originele werk. Met deze titel wordt wel duidelijk dat Bach een psalmtekst heeft gebruikt voor zijn bewerking. In dit geval een vrije bewerking van psalm 51.
Psalm 51 is één van de zeven boetepsalmen. Volgens de overlevering heeft David na zijn affaire met Batseba en de moord op haar man Uria de woorden van Psalm 51 gesproken: ‘God, wees in uw vriendschap mij genadig, wis, overvloedig in ontferming, mijn misstappen weg’. Tilge meine Sünden: wis mijn zonden weg.
De bewerkte tekst van psalm 51 past heel goed op het Stabat Mater, want ook in deze tekst komen thema’s als schuld en boete aan de orde. Jezus is immers aan het kruis genageld om de straf te ondergaan die feitelijk de zondige mensheid toekwam. Zorgvuldig plaatste Bach de tekstgedeelten op de muziekdelen van Pergolesi’s compositie. Een enkele keer paste Bach de melodie iets aan op de nieuwe tekst. Daarnaast schreef hij sommige delen als koordeel voor en voegde aan die delen een dubbel contrapunt (tegenmelodie) toe.
Bij al deze wetenswaardigheden blijft de vraag bestaan waarom, en voor welke gelegenheid Bach zijn bewerking van het Stabat Mater heeft gemaakt.
Omdat een boetepsalm in de week voor Pasen zeer passend is zou het kunnen dat hij het gebruikte voor de Lutherse eredienst.
Een andere mogelijkheid is dat deze boetepsalm in een gebedsdienst is uitgevoerd in verband met het feit dat Leipzig bezet werd door de Pruisen tijdens de Tweede Silezische oorlog (1744 – 1745). Aan het einde van deze oorlog gebruikte Bach delen uit het Gloria uit Hohe Messe. Ook hier dus geen ‘nieuw’ werk van Bach. In deze periode componeerde Bach eigenlijk geen vocale muziek meer. Vandaar dat hij bij dit soort gelegenheidsmuziek uitweek naar oud werk van zichzelf of, in het geval van de boetepsalm een compositie van iemand anders.
De grootste kans is echter dat Bach het voor zichzelf gemaakt heeft. Hij vond het mooie muziek, geschikt als kamermuziek en wilde het gewoon samen met zijn gezin kunnen uitvoeren. Maar een Katholieke tekst, een aanbidding tot Maria, dat was toch te veel van het goede voor de strenge Lutheraan. Daar kon hij thuis niet mee aan komen. Bach bedacht dat psalm 51 heel passend was op deze muziek, en daarom bewerkte hij de Bijbelse tekst zo, dat die gezongen kon worden op de muziek van Pergolesi. De onbekende tekstdichter zou dus zomaar Bach zelf kunnen zijn!
Sereen en breekbaar klinkt de instrumentale inleiding. Als een gebed stijgen de klanken op naar de hemel. Het is een soort muziek die hij zelf nooit heeft gecomponeerd. Hoewel? Als afsluiting klinkt het ‘amen’ als een machtige fuga die van hemzelf had kunnen zijn. Dit laatste deel componeerde Pergolesi niet in de Galante stijl maar in de oude polyfonie. Wellicht als een blijk van respect naar zijn voorgangers? Misschien naar Bach?
Vol vuur wordt dit ‘Amen’ gespeeld en gezongen..
Hier hoefde geen andere tekst op worden gezet!
Joseph Haydn – Die sieben Worte des Erlösers am Kreuze
In zijn tijd, de (late) barok en het begin van het klassieke tijdperk was Joseph Haydn, die leefde van 1732 tot 1809, één van de meest bewonderde en nagevolgde componisten.
Als in de tijd van Haydn – een tijd waarin auteursrechten nog uitgevonden moesten worden – een bepaald muziekstuk grote populariteit genoot, deed de componist er verstandig aan zo snel mogelijk een aantal versies voor andere bezettingen te produceren. Rond 1786 schreef Haydn op verzoek van de Kathedraal van Cadiz het orkestwerk ‘Die Sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze’. Het bleek al snel een doorslaand succes. Haydn schreef daarom een versie voor strijkkwartet, zodat het werk ook in kleinere kring uitgevoerd kon worden. Voor wie zelfs dat een te grote (en kostbare!) bezetting was, kwam er een versie voor piano. Later volgde er voor liefhebbers van zang nog een oratoriumversie.
Het besef dat Haydn zelf eigen composities een aantal malen voor verschillende bezettingen heeft bewerkt en al in zijn tijd door anderen met zijn toestemming bewerkingen waren gemaakt, heeft ons doen besluiten u vanavond (laten wij u) een versie te laten horen, waarbij een combinatie gemaakt wordt tussen de begeleiding van een strijkkwartet en het orgel, die elkaar afwisselen dan wel versterken.
De meeste delen zijn adagio’s en zijn allemaal in dezelfde stemming geschreven. Eentonig is het werk echter bepaald niet. Het bestaat uit een introductie, zeven sonates en een afsluiting getiteld ‘Il Terremoto’ (De aardbeving). De gebruikte toonsoorten zijn die toonsoorten die bij Haydn altijd staan voor gevoelens van droefenis (E groot in sonate 2) en voor “klankkleur” van de dood (g klein in sonate 6).
De tekst is vermoedelijk gebaseerd op teksten van Joseph Friebert uit Passau.
In Cádiz bevond zich onder de Kerk van de Rozenkrans een kapel. Op Goede Vrijdag werden de ramen, wanden en pilaren van deze kapel behangen met zwarte doeken. De bisschop las de zeven traditionele kruiswoorden voor, waarbij ieder kruiswoord vergezeld ging van een overdenking. Vervolgens knielde de bisschop voor het altaar onder begeleiding van muziek die zo’n 10 minuten moest duren. De zeven sonates dienden als interludium (ofwel als tussenspel). De aan de kapel gelieerde Marqués de Valde-Ingo beschikte over genoeg financiële middelen om Joseph Haydn, de beroemdste componist van die tijd, met een opdracht te vereren. Het resultaat was een van Haydns meest geliefde werken, ondanks de ongewone opeenvolging van langzame delen.